Christiaan van der Ameijden,
Oirschot 20 november 2005
Michiel Verweij
(Handschriftenkabinet, Koninklijke Bibliotheek van België, Brussel)
Hoggi a d’ore 22 collegialmente habbiamo compagnato alla
sepultura nella Madonna del Anima il signore Christiano Ameyden
cantore jubilato della capella pontificia et fratello nostro.
Requiescat in pace. Morse hieri. Alla qual opera pia e comparso il r[everendissi]mo
sacrista di N[ostro] S[ignore] ... Tutti gli signori compagni sono
stati presenti eccetto il signore Joseffo Cencio fuori di Roma.
Signore sindaco, signore e signori,
Met deze woorden worden overlijden en begrafenis van de
Oirschots-Romeinse componist en zanger Christiaan van der Ameijden in
de diaria, de dagelijkse verslagboeken van de Cappella Sistina,
de pauselijke privézangkapel, vermeld. Deze diaria vormen zowat de
belangrijkste bron voor de carrière van deze opmerkelijke
Oirschottenaar, die in september 1563 toetrad tot de net genoemde
Cappella Sistina en in feite tot zijn dood lid zou blijven, op een
kleine onderbreking van vier dagen na. Vanaf 1588 genoot hij het
statuut van giubilato, wat betekende dat hij na 25 dienstjaren werd
vrijgesteld van de plicht tot dagelijkse aanwezigheid, maar hij bleef
een trouw zanger. Pas vanaf 1595 verschijnt hij minder vaak, maar de
aanwezigheid van nagenoeg alle zangers en de vermelding van zijn dood
en begrafenis vandaag precies 400 jaar geleden vormen een
indrukwekkend getuigenis van de waardering die zijn collega's hem
toedroegen. Het was overigens ook in muzikaal opzicht een buitengewoon
moment.
Vanaf 1428 al waren zangers uit de Zuidelijke Nederlanden in Rome
actief en de Cappella Sistina, met de zangkapel van de hertogen
van Bourgondië en later de Habsburgers een van de meest prestigieuze
muziekinstellingen van die tijd, heeft altijd en rijkelijk geput uit
het repertoire van de Vlaams-Bourgondische polyfonie. Christiaan van
der Ameijden was het slotstuk van deze rijke muzikale traditie die de
Lage Landen met Rome verbindt. Wij zijn misschien geneigd om de
belangrijkste culturele prestatie van de Nederlanden in de
schilderkunst te zien, maar qua invloed was de uitstraling van de
muziek uit onze contreien mogelijk nog belangrijker. Immers, het hele
Europese muziekleven in de 15de en 16de eeuw werd gedomineerd door
componisten uit onze gewesten, gaande van Guillaume Dufay uit Kamerijk,
Josquin des Prez uit dezelfde streek tot de Gentenaars Ockeghem en
Jacob Obrecht, de Henegouwer Orlandus Lassus, de West-Vlaming Adriaen
Willaert enz. Rond 1600 neemt een nieuwe Italiaanse stijl dan de
leidende positie over, maar grote componisten uit de 16de eeuw, zoals
de Spanjaarden Victoria en Morales of de Italiaan Giovanni Pierluigi
da Palestrina stonden in de traditie van de meerstemmige muziek uit de
Nederlanden. Van der Ameijden is minder groot -laten we eerlijk zijn-,
maar hij kende Palestrina wel persoonlijk en was zelfs even diens
directe collega.
Christiaan van der Ameijden heeft namelijk een hele reeks functies
in de Cappella Sistina uitgeoefend, met name in de jaren 1570.
Omdat het verkiezingssysteem in die periode wat anders werkte dan wij
vandaag gewend zijn, is dat ook wel begrijpelijk. Men koos namelijk
niet zo maar een kandidaat, nee, elke groep, elke 'natie' kwam op een
vaste tijd aan de beurt om iemand naar voren te schuiven. Omdat de
natio Gallica, de Franse natie, waartoe ook de zangers uit de
Nederlanden gerekend werden, in Christiaans tijd in feite enkel uit
Van der Ameijden bestond, kwam hij als vanzelfsprekend steeds weer
voor die functies in aanmerking, tot de vlam in de pan sloeg en de
veel talrijker Italianen die samen slechts één natio vormden en dus
individueel gezien veel minder kans hadden om een ambt te bekleden, in
1478 rebelleerden. Dat deed overigens geen afbreuk aan de waardering
die men voor Christiaan als persoon had. In 1593 en 1594 werd hij
uiteindelijk mastro di cappella van de Cappella Sistina, en als
zodanig de directe collega van de net al genoemde Palestrina die
diezelfde functie uitoefende in de Cappella Giulia, de zangkapel van
de Sint-Pieter.
Vandaag is de Oirschotse Sint-Pieter getuige van de unieke
voorstelling van alle bekende en bewaarde composities van Van der
Ameijden. Ongetwijfeld is er meer geweest, maar dat is niet tot ons
gekomen. De kwaliteit ervan bewijst haast dat er een en ander verloren
moet zijn gegaan. Wat ons rest, is een magnificat en een mis, allebei
overgeleverd in handschriften in de Vaticaanse Bibliotheek, en een
madrigaal, een zangstuk op Italiaanse tekst, bekend uit een in Rome
gedrukte verzameling die voornamelijk composities van Orlandus Lassus
bevat. De mis en het magnificat moeten uit de vroege jaren 1590
dateren, de eerste druk van het madrigaal dateert uit 1563, het jaar
waarin Van der Ameijden voor het eerst uit het niets opduikt.
De omstandigheden waaronder dit gebeurt, zijn nog steeds niet
duidelijk. Uit Oirschot zelf stamt geen enkel document, geen enkele
aanwijzing over Christiaan. Men zegt traditioneel dat hij geboren is
in het huis Nieuwstraat 5 en dat hij een zus gehad heeft, Margriete,
die in Rome voor hem zorgde. Ik heb in Rome een deel van de
privépapieren van Christiaan teruggevonden, allemaal in het Italiaans
(er is geen woord Nederlands van hem bekend!), waaruit blijkt dat hij
een tot nog toe onbekende broer had, Johannes, die in 1566 vanuit Rome
naar Napels gegaan is en daar in 1573 overleed. Johannes had een
dochter, Susanna, terwijl in het document ook nog sprake is van een
zekere Catharina van der Ameijden. Wat zij precies was, is niet
vermeld, misschien een zus, maar van Margriete ontbreekt elk spoor.
Misschien is de hele familie al eerder naar Rome verhuisd. Wie zal het
zeggen? De Oirschots-Bossche patriciërsfamilie Van der Ameijden had
als het ware een hang naar Rome: er zijn zeker zes personen uit die
familie bekend met activiteiten in Rome.
Als Christiaan dan opduikt, is het om toelating te vragen tot de
Cappella Sistina. Deze had net toestemming gekregen om
kandidaat-leden voortaan aan een examen te onderwerpen en dus niet
meer iemand enkel op voorspraak van een kardinaal op te nemen. En dan
komt Christiaan op 5 september 1563, wapperend met een motu proprio,
een eigenhandig geschrift van een hooggeplaatst personage, normaal
zelfs van de paus. De kapel aarzelt, zich bewust van haar rechten, en
besluit om de paus naar zijn mening te vragen, of het echt de
bedoeling is dat Christiaan toetreedt. Op 7 september is dat achter de
rug, is de pauselijke instemming verkregen en wordt Christiaan
toegelaten zonder ooit examen af te leggen. Die paus is Pius IV
(1559-1565). Zat hij echt zelf achter het motu proprio? We weten het
niet. In augustus 1565 wordt de Cappella Sistina doorgelicht
door een commissie van kardinalen, onder wie ook de heilige Carolus
Borromeus, wat leidt tot draconische maatregelen: maar liefst 13
zangers worden bij de bekendmaking van de beslissing op 17 september
1565 de laan uit gestuurd. Onder hen ook Christiaan van der Ameijden.
Wie staat er echter op 21 september al weer op de stoep, wapperend met
een briefje? Juist: onze Christiaan. En weer blijkt dat paus Pius IV
zijn steun geeft aan onze Oirschottenaar. Als enige van de ontslagenen
wordt Christiaan diezelfde dag weer opgenomen in de gelederen van de
Cappella Sistina. Genoot Christiaan de persoonlijke steun van
deze paus? En waarom? Het blijft toch wat merkwaardig dat een lid van
een Meierijse patriciërsfamilie zo direct de bescherming van een paus
kon genieten. Zo belangrijk was de familie Van der Ameijden echt niet,
dat ze enig politiek gewicht in de schaal kon leggen en er is
bovendien vóór Christiaan ook niets van een dergelijke rol in Rome
bekend. Een neef van hem, uit de Bossche tak, Theodorus, zal in de
17de eeuw een van Romes meest vooraanstaande advocaten worden: daar
zal de naam en faam van Christiaan wel in hebben meegespeeld, maar
Christiaan zelf kon niet op iets soortgelijks bogen.
Ook al moet ik nu enig levensgevaar trotseren: in Christiaans tijd
wist zelfs niemand in Rome waar Oirschot überhaupt lag. In alle
documenten betitelt Christiaan zichzelf dan ook of wordt hij betiteld
als Buscoducensis 'Bosschenaar', Flander 'Vlaming' of Leodiensis
'Luikenaar', verwijzend naar de dichtstbijzijnde grote stad en
bisschopsstad of de algemene aanduiding voor iemand uit de Lage
Landen. Kwam hij eigenlijk wel uit Oirschot? Nolite timere, non
abbiate paura: in zijn testament, vandaag precies 400 jaar geleden
opgesteld, en op zijn grafmonument staat wel zeker heel duidelijk
Orschotanus Brabantinus 'uit Oirschot in Brabant'. En -en andermaal
riskeer ik mijn leven met wat ik nu ga zeggen-: het is absoluut
uitgesloten dat iemand die niet uit Oirschot komt, zich op het moment
dat hij zijn testament maakt, als Oirschottenaar betitelt in een zo
verre wereldstad als Rome, waar niemand ook maar het flauwste benul
heeft waar die plaats zich zou kunnen bevinden.
Het grafmonument van Christiaan van der Ameijden bevindt zich in de
Santa Maria dell'Anima, een kerk dichtbij de Piazza Navona. Op dit
moment is dat de Duitse en Oostenrijkse kerk, maar in de 16de en 17de
eeuw gold het als de kerk voor alle inwoners van het Heilige Roomse
Rijk, waartoe de Lage Landen destijds behoorden. Het aandeel van
mensen uit onze contreien in het bestuur was bijzonder hoog.
Christiaan was sinds 1574 lid en werd in 1583 als bestuurslid
gecoöpteerd. Viermaal was hij provisor, in feite de voorzitter van het
dagelijks bestuur. Opnieuw vervulde hij een belangrijke rol in het
bestuur van een instelling. In alle bescheidenheid en zonder te willen
overdrijven kan men Christiaan van der Ameijden tot de vooraanstaande
leden van de Nederlandse kolonie in Rome rekenen. U kunt zijn
grafmonument nog altijd bezoeken, al hangt de steen in een vrij
donkere hoek. Die hoek is zelfs zo donker dat ik de eerste keer dat ik
die kerk bezocht, in september 1994, de steen niet gevonden heb, ook
al wist ik uit het artikeltje van mijnheer Lijten in Campinia dat hij
er begraven moest zijn. Toen ik in maart 1995 opnieuw in Rome was, heb
ik alle grafmonumenten afgezocht en, u weet: het is met monumenten als
met een broekzak, het laatste bleek van Christiaan te zijn, al moest
ik echt met mijn hoofd van links naar rechts gaan en van onder naar
boven om het schaarse licht over de steen te laten spelen, zodat ik de
woorden kon ontcijferen Christiano Ameijden Orschotano Brabantino. Van
de vier Oirschotse grafmonumenten die nog van vóór 1800 dateren, is
dit het op een na oudste. De andere drie bevinden zich in deze kerk.
Signore sindaco, signore e signori,
onze Christiaan heeft het ver gebracht. Hij vertegenwoordigt het
culturele leven in noordelijk Brabant van vóór de Tachtigjarige Oorlog
en hij is tegelijk het eindpunt van een eerbiedwaardige muzikale
traditie. Zijn grafmonument is zelfs het enige monument dat aan die
muzikale invloed herinnert. Hij verdient dan ook een bijzondere plaats
in het geheel van de betrekkingen tussen Noord-Brabant en Rome, en
tussen de Nederlanden in hun geheel en Rome. Het is de bedoeling van
dit concert hem deze plaats te bezorgen.
Vorrei terminare il mio discorso nelle due lingue storiche della
Città Eterna.
Primum, ut lingua utar mihi aliquid familiariore, inter nos enim
loquamur Latine: Christiane (si mihi saltem licet uti praenomine),
gratias tibi ago maximas, cum tua Romanitas mihi dedit occasionem per
tres menses vivendi Romae. Fuit fortasse meae vitae tempus
felicissimum: scis et me esse et Orschotanum et Romanum. Requiescas in
pace et lux tibi splendeat in aeternum!
Signore e signori, a voi tutti chi siete venuti a questo altro
centro del mondo oggi un po' romanizzato, ma così lontano da Roma
benedetta oggi comunque un po' orschottizzata, grazie di cuore per la
vostra presenza e la vostra attenzione!
|